Uitvoeringsprogramma VTH 2023-2024 | Lokale wet (2024)

1. Inleiding

Voor u ligt het Uitvoeringspgrogramma vergunningverlening, toezicht en handhaving 2023-2024 (Uitvoeringsprogramma VTH). Dit uitvoeringsprogramma maakt inzichtelijk welke activiteiten we op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving voor de fysieke leefomgeving in de resterende maanden van 2023 en in 2024 willen uitvoeren.

Op basis van artikel 13.8 van het Omgevingsbesluit is het verplicht om jaarlijks de uitvoerings- en handhavingsstrategie uit te werken in een uitvoeringsprogramma. Gezien de verwachte inwerkingtreding van de Omgevingswet tijdens de duur van dit uitvoeringsprogramma, is het Uitvoeringsprogramma VTH opgesteld op basis van de uitgangspunten van de Omgevingswet.

1.1 Wettelijk kader

De Omgevingswet vraagt van de overheid een integrale benadering van vergunningverlening, toezicht en handhaving binnen de fysieke leefomgeving. Het transparant formuleren en uitvoeren van een uitvoeringsprogramma is daarbij een belangrijke opgave. Landelijk zijn kwaliteitscriteria ontwikkeld voor vergunningverlening, toezicht en handhaving. Met deze kwaliteitscriteria wordt de kwaliteit van de processen, de uitvoeringsorganisatie en haar medewerkers geborgd.

De kwaliteitscriteria zijn opgebouwd uit twee delen, (1) de kritieke massa (deskundigheid en ervaring) en (2) de procescriteria. De procescriteria beschrijven de eisen die gesteld worden aan de sluitende beleidscyclus. Deze beleidscyclus staat bekend als de Big 8. Het Uitvoeringsprogramma VTH heeft betrekking op de onderste cirkel van deze cyclus.

Uitvoeringsprogramma VTH 2023-2024 | Lokale wet (1)

De procescriteria zijn in de Omgevingswet leidend voor strategie en uitvoering. In de Omgevingwet en het Omgevingsbesluit worden de volgende procescriteria onderscheiden: de uitvoeringsstrategie, de handhavingsstrategie, het uitvoeringsprogramma, de uitvoeringsagenda, de uitvoeringsorganisatie, de borging van middelen en de evaluatierapportage.

Elke gemeente en provincie is conform de procescriteria verplicht om een of meerdere documenten vast te stellen waarin gemotiveerd aangegeven wordt welke doelen en prioriteten er zijn gesteld en welke werkzaamheden daartoe zullen worden uitgevoerd.

We hebben ervoor gekozen om drie documenten op te stellen:

  • 1.

    Uitvoerings- en Handhavingsstrategie (U&H-strategie): hierin zijn onder meer de doelen en prioriteiten voor de komende jaren opgenomen. Verder staan in dat document de verschillende strategieën die bij de uitvoering van de werkzaamheden worden gehanteerd.

  • 2.

    Uitvoeringsprogramma: jaarlijks vindt een uitwerking van de U&H-strategie in het uitvoeringsprogramma plaats.

  • 3.

    Jaarverslag: in het jaarverslag wordt jaarlijks verantwoording afgelegd over de realisatie van de in het uitvoeringsprogramma opgenomen werkzaamheden. Tevens vindt hierin een evaluatie plaats. Deze evaluatie dient als basis voor het uitvoeringsprogramma voor het volgend jaar. Ook kan de evaluatie aanleidinig geven om de U&H-strategie aan te passen.

Volgens het Omgevingsbesluit moet het uitvoeringsprogramma tenminste de volgende onderdelen bevatten:

  • -

    een duidelijke verbinding met de gestelde doelen en prioriteiten (zie hoofdstuk 3);

  • -

    een weergave van welke werkzaamheden het komende jaar zullen worden verricht (zie hoofdstuk 4);

  • -

    (zonodig) afstemming met instanties die zijn belast met strafrechtelijke handhaving.

2. Ontwikkelingen

Er spelen diverse ontwikkelingen die betrekking hebben op vergunningverlening, toezicht en handhaving. Hieronder wordt kort op een aantal ontwikkelingen ingegaan.

Omgevingswet

De inwerkingtreding van de Omgevingswet staat gepland voor 1 januari 2024. Met de komst van de Omgevingswet worden regels gebundeld en meer in samenhang met elkaar gebracht. Geen 26 wetten meer, maar één wet. De invoering van de Omgevingswet is van invloed op de processen in de gemeente. Eén van de doelen van de Omgevingswet is het versnellen en verbeteren van de besluitvorming rondom vergunningen. Dit betekent dat werkprocessen aangepast moeten worden en er duidelijke werkafspraken moeten worden gemaakt met de ketenpartners. De voorbereidingen op de Omgevingswet zijn in volle gang.

Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb)

Ook de inwerkingtreding van de Wkb staat gepland op 1 januari 2024. Met deze wet komt er meer verantwoordelijkheid te liggen bij private partijen. De bouwtechnische toetsing en het toezicht tijdens de bouw worden bij bouwwerken in gevolgklasse 1 (nieuwbouw) uitgevoerd door private kwaliteitsborgers en niet meer door de gemeente. Gevolgklasse 1 verbouw en gevolgklasse 2 en 3 worden later toegevoegd. Net als voor de Omgevingswet, staat 2023 in het teken van de voorbereidingen op de Wkb.

Wet goed verhuurderschap

Vanaf 1 juli 2023 geldt de Wet goed verhuurderschap. Deze wet is er om ongewenst gedrag van verhuurders te voorkomen en om woningzoekenden, huurders en arbeidsmigranten te beschermen. Gelet op de beschikbare capaciteit, wordt deze wet passief (na meldingen/klachten) gehandhaafd.

Energielabel C-verplichting

Per 1 januari 2023 moet een kantoor, een bedrijfsgebouw vanaf 100 vierkante meter, energielabel C of beter hebben om nog als kantoor gebruikt te mogen worden. De gemeente is bevoegd om hierop te handhaven. Dit betekent een extra opgave voor de handhavingscapaciteit. In 2023 wordt bezien hoe hier invulling aan kan worden gegeven, mogelijk in samenwerking met de Omgevingsdienst Groningen.

3. Doelen en prioriteiten

In augustus 2023 is de Uitvoerings- en handhavingsstrategie 2023-2027 (U&H-strategie) vastgesteld. Hierin staan de doelen en prioriteiten op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving voor de fysieke leefomgeving. De volgende doelen zijn leidend:

Doel 1: Onze dienstverlening is van hoge kwaliteit.

Dit betekent onder meer het volgende:

  • -

    De producten (bijvoorbeeld vergunningen en sanctiebesluiten) zijn in overeenstemming met de wettelijke eisen en zijn geschreven in begrijpelijke taal.

  • -

    Aanvragen en meldingen worden in principe binnen de wettelijke termijnen afgehandeld.

  • -

    Voor inwoners, bedrijven en andere belanghebbenden is er één aanspreekpersoon.

  • -

    Er wordt vanuit mogelijkheden en oplossingen gewerkt. De grondhouding is niet ‘nee, tenzij’, maar ‘ja, mits’. In overleg met initiatiefnemers wordt maatwerk geleverd. Als, ondanks deze positieve grondhouding, een intitiatief geen doorgang kan vinden, wordt duidelijk uitgelegd waarom dat het geval is.

Doel 2: Meer inzetten op toezicht, minder op handhaving

Dit betekent onder meer het volgende:

  • -

    De toezichthouders zijn zichtbaar aanwezig in de gemeente.

  • -

    Bij geconstateerde overtredingen leggen toezichthouders het nut en de noodzaak van de overtreden regels uit. Er wordt gestreefd naar oplossingen zonder dat dit tot handhavingstrajecten leidt.

  • -

    Tegen overtredingen van geringe aard en ernst wordt in beginsel niet handhavend opgetreden, ook niet als daar klachten of handhavingsverzoeken aan ten grondslag liggen. Dit geldt tevens voor overtredingen waartegen handhavend optreden anderszins onevenredig is.

Per taakveld zijn in de U&H-strategie prioriteiten vastgesteld. Bij de uitvoering van werkzaamheden ten behoeve van deze doelen en prioriteiten staan kwaliteit, deskundigheid, dienstverlening, uniformiteit en ketengericht werken altijd centraal. Hiermee dragen we bij aan de missie voor een leefbare, veilige en aantrekkelijke gemeente.

In hoofdstuk 4 worden de in de U&H-strategie genoemde prioreiten doorvertaald in een programma voor vergunningverlening en voor toezicht en handhaving.

4. Programma

Dit programma geeft inzicht in de uit te voeren taken en werkzaamheden op twee programma’s: vergunningverlening, en toezicht en handhaving.

In verband met – vooral – de inwerkingtreding van de Omgevingswet, wordt 2024 als overgangsjaar gezien. Dat jaar zal in het teken staan van het leren werken met de Omgevingswet. Dit zal met vallen en opstaan zijn.

4.1 Programma vergunningverlening

Voor dit programma wordt de vergunningenstrategie gehanteerd. Deze is opgenomen in de U&H-strategie. De vergunningenstrategie biedt de algemene kaders en uitgangspunten voor vergunningverlening. Deze strategie verdient een doorontwikkeling. De uitdrukkelijke wens is om de risicogerichte aanpak voor vergunningverlening aan te laten sluiten bij de risicogerichte aanpak van toezicht- en handhaving. Het jaar 2024 zal worden gebruikt om hier een nadere invulling aan te geven.

Op elke aanvraag om omgevingsvergunning moet een besluit worden genomen. Het is niet mogelijk om hierop te sturen. Uitgangspunt is om te komen tot kwalitatief goede besluiten binnen de geldende proceduretijd. Gelet op het beschikbare aantal vergunningverleners is het echter niet mogelijk alle initiatieven volledig en diepgaand te toetsen. Bij de toetsing zijn veiligheid en gezondheid de belangrijkste aspecten. Bij de diepgang van de toetsing wordt verder rekening gehouden met de risico’s die voortkomen uit de risicoanalyse voor toezicht en handhaving, zoals die is opgenomen in de U&H-strategie.

In onderstaande tabel worden de voornaamste werkzaamheden opgesomd. De werkzaamheden worden uitgevoerd door de frontofficemedewerker en vergunningverleners. Waar nodig vindt ondersteuning plaats door juristen.

Taakveld APV en bijzondere wetten

Vooroverleg

Principeverzoeken

Evenementen complex (APV)

Evenementen eenvoudig (APV)

Overig APV

Bijzondere wetten (Alcoholwet, Wet op de Kansspelen, Winkeltijdenwet etc.)

Taakveld Bouw en ruimtelijke ordening

Vooroverleg

Principeverzoeken

Omgevingswet – regulier

Omgevingswet – uitgebreid

Sloopmeldingen

Brandveilig gebruik

Afwijkingsverzoeken

4.2 Programma toezicht en handhaving

Binnen het programma toezicht en handhaving worden verschillende vormen van toezicht onderscheiden. Dit zijn: routinematig, passief, thematisch en vrije veld toezicht. Deze vormen van toezicht zijn toegelicht in de U&H-strategie. Hierin is tevens vastgesteld dat tegen overtredingen met prioriteit 1 en 2 actief (routinematig of thematisch) wordt opgetreden en dat tegen overtredingen met prioriteit 3 en 4 in beginsel passief wordt opgetreden.

In onderstaande tabel worden de voornaamste werkzaamheden opgesomd. De werkzaamheden worden uitgevoerd door toezichthouders/handhavers en boa’s. Waar nodig vindt ondersteuning plaats door juristen.

Taakveld APV en bijzondere wetten

Routinematig toezicht

Afval dumpen

Evenement categorie C

Evenement categorie B

Standplaatsen

Alcoholwet

Carbid schieten

Vuur stoken

Bijtincidenten honden

Illegaal crossen

Passief toezicht

Overlast hondenpoep

Geluidshinder

Houtopstanden vellen etc.

Aanleggen uitweg

Parkeren

Winkeltijdenwet

Zondagswet

Kansspelautomaten

Incidentele festiviteiten

Klein evenement

Collectes

Reclame en spandoeken

Evenement categorie A

Taakveld Bouw en ruimtelijke ordening

Routinematig toezicht

Omgevingsvergunningen categorie C, D, E en F

Illegaal gebruik / illegaal bouwen / handelen in strijd met regels RO – grote afwijking (het gaat hier om activiteiten waar de veiligheid en/of de gezondheid in het geding is en/of activiteiten die voor onaanvaardbare overlast zorgen, zoals geluid- en geuroverlast.

In bepaalde gevallen is sprake van meervoudige problematiek. In de handhaving wordt hiermee zoveel mogelijk rekening gehouden (bijvoorbeeld door langere begunstigingstermijnen te hanteren.

Sloop(melding) met asbest (ODG)

Calamiteiten met asbest en nazorg (ODG)

Monumenten

Passief toezicht

Omgevingsvergunningen categorie A en B

Illegaal gebruik / illegaal bouwen / handelen in strijd met regels RO – geringe afwijking (het gaat hier om activiteiten die niet vallen onder de activiteiten als genoemd onder ‘Routinematig toezicht’.

Omgevingsvergunning uitweg

Sloop(melding) (bouwwerken na 1994 / asbestvrij)

Aanlegvergunning

Sloop in beschermd dorpsgezicht

Houtopstanden vellen etc.

Thematisch toezicht

Thema rotte kiezen:

In 2023 en 2024 worden naar verwachting zeven rotte kiezen ter hand genomen. Het gaat om zaken die niet minnelijk, via het RWLP, konden worden opgelast en het handhavingstraject ingaan. Of er in 2024 meer zaken kunnen worden opgepakt is afhankelijk van de beschikbare financiën.

Thema rommelerven:

In 2023 wordt naar verwachting één rommelerf ter hand genomen. Het betreft hier o.a. het, eventueel in samenwerking met RWLP, voeren van gesprekken, zoeken naar minnelijke oplossingen en het zo nodig handhavend optreden. In 2024 zijn dit naar verwachting twee rommelerven.

Thema ondermijning:

Gedurende vier dagen per jaar zullen boerenbedrijven aan een integrale controles worden onderworpen, waarbij de focus op ondermijning ligt. De coördinatie van deze acties ligt bij OOV.

Thema permanente bewoning recreatieverblijven:

In 2022 is gestart met het handhaven op permanente bewoning van recreatiewoningen op de twee grote vakantieparken, te weten villapark Weddermeer in Wedde en parc Emslandermeer in Vlagtwedde. Aan MB-ALL is de opdracht verstrekt om het handhavingstraject uit te voeren. In 2022 en dit jaar is door MB-ALL een Quickscan uitgevoerd om te inventariseren welke adressen als verdacht naar voren komen om handhaving op te starten. Op deze adressen zal ingezoomd worden om de gebruikssituatie goed in beeld te krijgen en bewijslast te verzamelen ten behoeve van de feitelijke aanschrijving. Dit zal in 2023 en 2024 zijn beslag krijgen.

Taakveld Brandveiligheid

Routinematig toezicht

Toezicht/handhaving brandveilig gebruik (ODG)

Passief toezicht

Vergunning/melding brandveilig gebruik (ODG)

5. Uitvoeringsorganisatie en bedrijfsvoering

De gemeente moet voldoen aan de eisen gesteld in het Omgevingsbesluit ten aanzien van haar (uitvoerings)organisatie, borging van middelen, monitoring en rapportage. De uitvoeringsorganisatie dient zodanig ingericht te zijn dat een goede uitvoering van het VTH-beleid, inclusief de nadere uitwerking en programma gewaarborgd is. Per element is aangegeven hoe hier uitvoering aan wordt gegeven.

Omschrijving

Toelichting

Uitvoeringsorganisatie

Het bestuursorgaan richt zijn organisatie zodanig in dat een goede uitvoering van de uitvoerings- en handhavingsstrategie, en het uitvoeringsprogramma gewaarborgd is.

In juli 2023 is de Uitvoerings- en handhavingsstrategie 2023-2027 vastgesteld. Tevens is in juli het uitvoeringsprogramma voor de resterende maanden van 2023 en voor 2024 vastgesteld. De uitvoering hiervan wordt gemonitord en geëvalueerd. Op basis van de evaluatie kan de uitvoerings- en handhavingsstrategie en/of het uitvoeringsprogramma worden bijgesteld.

Het bestuursorgaan draagt er in ieder geval zorg voor dat:

  • a)

    De personeelsformatie ten behoeve van de uitvoering en de handhaving en de bij de onderscheiden functies behorende taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden worden vastgelegd.

  • b

    Vergunningverleners niet worden belast met het toezicht op naleving en het voorbereiden of uitvoeren van bestuurlijke sancties.

  • c

    Toezichthouders niet voortdurend worden belast met het uitoefenen van toezicht op de naleving met betrekking tot dezelfde inrichting.

  • d

    De organisatie van het bestuursorgaan ook buiten de gebruikelijke kantooruren bereikbaar en beschikbaar is.

  • a)

    De personeelsformatie is vastgelegd in de begroting.

  • b)

    Vergunningverlening en toezicht/handhaving zijn op persoonsniveau van elkaar gescheiden. Ook in het programma (zie hoofdstuk 4) zijn vergunningverlening en toezicht en handhaving gescheiden.

  • c)

    Het toezicht op inrichtingen (milieu) is belegd bij de ODG. Dit is daar geborgd door periodieke roulatie van toezichthouders en het uitvoeren van hercontroles door een tweede toezichthouder.

  • d)

    De ODG en de gemeente zijn 24/7 bereikbaar en beschikbaar.

Het bestuursorgaan draagt tevens zorg voor:

  • a)

    Een beschrijving van de werkprocessen, de procedures en de bijbehorende informatievoorziening inzake de uitvoerings- en handhavingstaken en het voorbereiden, geven en uitvoeren van bestuurlijke sancties wordt vastgesteld.

  • b)

    Dat uit te voeren werkzaamheden plaatsvinden overeenkomstig deze beschrijving.

  • a)

    In verband met de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024 zullen de processen etc. die hierop betrekking hebben worden aangepast.

  • b)

    Zie onder a)

Borging van middelen

Het bestuursorgaan draagt er zorg voor dat:

  • a)

    De voor het bereiken van de gestelde doelen en de voor het uitvoeren van de daarin bedoelde activiteiten benodigde en beschikbare financiële en personele middelen inzichtelijk worden gemaakt en in de begroting worden gewaarborgd.

  • b)

    De wijze van berekening van de benodigde financiële en personele middelen inzichtelijk wordt gemaakt.

  • c)

    Voor de uitvoering van het uitvoeringsprogramma voldoende financiële en personele middelen beschikbaar zijn en dat deze middelen zo nodig worden aangevuld of het uitvoeringsprogramma zo nodig wordt aangepast.

  • a)

    De borging hiervan vindt plaats in de begroting.

  • b)

    Zie onder a).

  • c)

    De financiële en personele middelen zijn beperkt. Hierom wordt er risicogestuurd gewerkt. Aan de hand van doelen en prioriteiten worden in het uitvoeringsprogramma de werkzaamheden inzichtelijk gemaakt.

Monitoring

Het bestuursorgaan bewaakt resultaten en voortgang van:

  • a)

    Het bereiken van de gestelde doelen.

  • b)

    De uitvoering van het uitvoeringsprogramma.

Gedurende het jaar vindt monitoring van het uitvoeringsprogramma plaats.

Het bestuursorgaan draagt zorg voor de registratie van gegevens die zijn verkregen in het kader van de uitvoering en handhaving.

Registratie vindt plaats in het zaaksysteem en ondersteunende applicaties.

Het bestuursorgaan rapporteert periodiek over:

  • a)

    Het bereiken van de krachtens die leden gestelde doelen.

  • b)

    De uitvoering van de voorgenomen activiteiten in verhouding tot de prioriteitenstelling

  • c)

    De uitvoering van de afspraken

Dit vindt zijn beslag in het jaarverslag.

Het bestuursorgaan evalueert jaarlijks of de activiteiten die zijn opgenomen in het uitvoeringsprogramma zijn uitgevoerd en in hoeverre deze activiteiten hebben bijgedragen aan het bereiken van de gestelde doelen.

Dit vindt zijn beslag in het jaarverslag.

Het bestuursorgaan deelt de rapportage mee aan de gemeenteraad.

Jaarlijks wordt het jaarverslag te kennisneming aan de gemeenteraad aangeboden.

Ondertekening

Bijlage 1: Landelijke handhavingstrategie

Een passende interventie bij iedere bevinding

VERSIE 1.7

24 april 2014

Inhoudsopgave

1.Inleiding

1.1 Achtergrond en aanleiding

1.2 Beoogde brede werking, doel en positionering

1.3 Werking, implementatie en monitoring en evaluatie

2.Visie landelijke handhavingstrategie

2.1 Onafhankelijkheid – sterke, slagkrachtige en onafhankelijke handhavinginstanties

2.2 Professionaliteit en vakmanschap – training, opleiding, kennis- en informatie-uitwisseling

2.3 Betrouwbaarheid – beginselplicht tot handhaven en verantwoording afleggen

2.4 Eenvoud – een passende interventie bij iedere bevinding en hoe daar toe te komen

2.5 Gezamenlijkheid – overleg, afstemming en planmatig en informatiegestuurd gezamenlijk optreden

3.Realisatie landelijke handhavingstrategie – stappenplan

3.1 Stap 1 – Positionering bevinding in de interventiematrix

3.2 Stap 2 – Bepalen verzwarende aspecten

3.3 Stap 3 – Bepalen of overleg van het bestuur met politie en OM, dan wel van politie en OM met

het bestuur, over de toepassing van het bestuurs- en/of strafrecht geïndiceerd is

3.4 Stap 4 – Optreden met de interventiematrix

3.5 Stap 5 – Vastlegging

Bijlage 1

Begrippen

Bijlage 2

Toelichting interventies van licht naar zwaar

1. Inleiding

1.1 Achtergrond en aanleiding

Op 11 april 2013 zijn de grondslagen van het nieuwe stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH)1 voor de Wabo bestuurlijk vastgesteld. Het nieuwe stelsel beoogt een robuuste professioneel werkende uitvoeringsstructuur, waarin de Omgevingsdiensten een centrale rol vervullen, die:

  • knelpunten oplost, zoals die onder andere zijn vastgesteld door de Commissie Herziening Handhavingstelsel VROM-regelgeving2;

  • bijdraagt aan de realisatie van beleidsdoelen in de fysieke leefomgeving (een schoner milieu, natuur en water, veiliger leefomgeving, betere naleving);

  • leidt tot vermindering van de door het bedrijfsleven ervaren regel- en toezichtsdruk en tot een gelijk speelveld voor bedrijven.

  • een heldere rolverdeling regelt en ook eenvoudige en effectieve afstemming tussen het bestuurs- en strafrecht.

Het nieuwe VTH-stelsel is in 2013 en wordt gedurende 2014 verder ontwikkeld en geïmplementeerd op drie essentiële onderdelen:

  • 1.

    generieke condities waaronder het stelsel kan functioneren en waaronder een (verdere) verbetering van de kwaliteit van vergunningverlening, toezicht en handhaving kan plaatsvinden. Hierbij valt te denken aan een infrastructuur voor kennis- en informatie-uitwisseling en training en opleiding van handhavers;

  • 2.

    onderling afgestemd en effectief handelen van alle instanties die een rol hebben in de handhaving van het omgevingsrecht, waaronder het maken van afspraken over de afstemming van landelijke en regionale prioriteiten en het zo effectief mogelijk bestuurs-en/of strafrechtelijk aanpakken ervan;

  • 3.

    monitoring, verantwoording en zo nodig bijsturing van het (gezamenlijke) overheidsoptreden in het nieuwe stelsel.

De onderhavige landelijke handhavingstrategie is primair uitgewerkt voor onderdeel 2, in de vorm van een instrument voor alle overheden om eenduidig te interveniëren naar aanleiding van tijdens het toezicht gedane bevindingen.

De landelijke handhavingstrategie heeft ook raakvlakken met de onderdelen 1 en 3. Met onderdeel 1 vanwege het uitwisselen van ervaringen met (het toepassen van) de landelijke handhavingstrategie, teneinde de (uitvoering van de) strategie stap voor stap te verbeteren. Met onderdeel 3 vanwege de monitoring en verantwoording van de toepassing van de landelijke handhavingstrategie en de op termijn voorziene evaluatie van het VTH-stelsel en de landelijke handhavingstrategie.

Voor het opstellen van de landelijke handhavingstrategie is gebruik gemaakt van bestaande strategieën. Met de toepassing van de landelijke handhavingstrategie komen de bestaande handhavingstrategieën, die daarin goeddeels zijn geïncorporeerd, te vervallen.

1.2 Beoogde brede werking, doel en positionering

Beoogde brede werking

De landelijke handhavingstrategie is ontwikkeld vanuit het milieurecht, met oog voor het bredere omgevingsrecht, en heeft in eerste instantie betrekking op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de in artikel 5.1 van de Wabo opgenomen wetten3. Toepassing van de landelijke handhavingstrategie leidt tot afgestemd en effectief bestuurs-en/of strafrechtelijk handelen. Daarom is de landelijke handhavingstrategie breder toepasbaar dan alleen op het omgevingsrecht.

Doel

De overheid is verantwoordelijk voor het handhaven van de wetgeving. Voor wat het omgevingsrecht betreft ligt de basis van deze verantwoordelijkheid voor het bestuur in diverse bijzondere wetten, de Algemene wet bestuursrecht en in de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de zogenoemde beginselplicht tot handhaven4. Voor het OM ligt de basis van deze verantwoordelijkheid in artikel 124 van de Wet op de rechterlijke organisatie en in de Europese richtlijn inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht5. Uitgangspunt is dat bestuur en OM, elk handelend vanuit de eigen verantwoordelijkheid, hun handelen afzonderlijk en in combinatie richten op het naleven van wet- en regelgeving.

Uit het oogpunt van rechtsgelijkheid is het doel van de landelijke handhavingstrategie, voortbouwend op de hiervoor geschetste verantwoordelijkheden van bestuur en OM: uitvoering geven aan de beginselplicht tot handhaven, passend interveniëren bij iedere bevinding, in vergelijkbare situaties vergelijkbare keuzes maken en interventies op vergelijkbare wijze kiezen en toepassen, landsbreed door het bestuurlijk bevoegd gezag / de Omgevingsdiensten, landelijke inspecties, politie en het OM. Hiertoe bevat de landelijke handhavingstrategie een duidelijke visie op handhaven (hoofdstuk 2) en een uitgeschreven en geïnstrumenteerde aanpak (hoofdstuk 3).

Positionering

Handhavinginstanties moeten op grond van het Besluit omgevingsrecht (Bor) een nalevingstrategie hebben, bevattende een toezicht-, sanctie- en gedoogstrategie. De landelijke handhavingstrategie ondersteunt dit, door één lijn te brengen in hoe instanties reageren op tijdens het toezicht gedane bevindingen. In figuur 1 is de positionering van de landelijke handhavingstrategie weergegeven.

De term ‘handhavingstrategie’ drukt uit dat interveniëren breder is dan het opleggen van sancties naar aanleiding van overtredingen. Omdat interveniëren ook tijdens toezicht kan plaatsvinden, bijvoorbeeld in de vorm van aanspreken en informeren, raakt de landelijke handhavingstrategie in figuur 1 de toezichtstrategie aan. De landelijke handhavingstrategie gaat niet over het toezicht als zodanig (prioriteiten, manieren van toezicht houden, en dergelijke).

De landelijke handhavingstrategie raakt in figuur 1 ook de gedoogstrategie aan. Dit betekent dat de landelijke handhavingstrategie erkent dat er omstandigheden kunnen zijn om van (bestuursrechtelijk) handhaven af te zien. Dit laat eventuele strafvervolging door het OM overigens onverlet6.

Figuur 1 toont tot slot dat er specifieke strategieën, die sporen met de landelijke handhaving-strategie, onder de landelijke handhavingstrategie kunnen hangen voor gebieden (bijvoorbeeld Natura 2000), groepen van normadressaten (BRZO bedrijven) of speciale thema’s. Indien een met de landelijke handhavingstrategie sporende specifieke strategie voorhanden en bestuurlijk vastgesteld is, wordt deze specifieke strategie gevolgd. Reeds onderkend is dat het voor bepaalde domeinen, zoals ‘water’, ‘erfgoed’ en ‘bouwen en wonen’, noodzakelijk kan zijn om spoedig een specifieke, met de landelijke handhaving-strategie sporende, handhavingstrategie te ontwikkelen.

Uitvoeringsprogramma VTH 2023-2024 | Lokale wet (2)

Figuur 1: Positionering landelijke handhavingstrategie

1.3 Werking, implementatie en monitoring en evaluatie

Voor de Wabo en de in artikel 5.1 van de Wabo opgenomen wetten7 is de landelijke handhavingstrategie voor gebruik in het VTH-stelsel opgeleverd aan het Bestuurlijk omgevingsberaad.

Het overnemen en invoeren van de landelijke handhavingstrategie is onderdeel van de VTH kwaliteitscriteria voor Wabo bevoegde overheden8. Dit waarborgt landelijke eenduidigheid in twee opzichten, te weten:

  • 1.

    dat iedere bevinding een passende interventie krijgt; en

  • 2.

    dat het proces om tot een passende interventie te komen overal hetzelfde verloopt.

Lokale/regionale bestuurlijke afwegingsruimte zit gezien het voorgaande in keuzes over toezichtprioriteiten en de manier van toezicht houden, maar niet in het toepassen van de landelijke handhavingstrategie. De landelijke handhavingstrategie is een landelijk geldend afwegingsinstrument dat iedereen volgt om van bevinding naar interventie te komen. Dit onderstreept dat de landelijke handhavingstrategie vooral een instrument is voor uitvoerders.

Als stelselverantwoordelijke VTH voor de Wabo, draagt de minister van IenM voor wat betreft het omgevingsrecht zorg voor het monitoren en evalueren van de toepassing van de landelijke handhavingstrategie en het zo nodig voorstellen van maatregelen naar aanleiding hiervan. Alle partijen die met de landelijke handhavingstrategie werken kunnen voorstellen voor maatregelen doen. Besluitvorming over voorgestelde maatregelen vindt voor wat betreft het omgevingsrecht plaats in het Bestuurlijk omgevingsberaad.

2. Visie landelijke handhavingstrategie

Als richtinggevende visie zijn de volgende vijf uitgangspunten van het nieuwe VTH-stelsel voor de Wabo voor de handhaving geoperationaliseerd.

2.1 Onafhankelijkheid – sterke, slagkrachtige en onafhankelijke handhavinginstanties

Handhavinginstanties en hun medewerkers handelen consequent en vasthoudend op basis van de geldende wet- en regelgeving en de landelijke handhavingstrategie. Het belang van sterke, slagkrachtige en onafhankelijke handhavinginstanties is groot. Provincies en gemeenten dragen hier als bevoegd gezag voor de Wabo aan bij, door voor de aan hun Omgevingsdiensten opgedragen taken een duidelijk en ruim mandaat te verstrekken, op grond waarvan de directeur bevoegd is tot het toepassen van bestuursrechtelijke minterventies, waaronder sancties.

2.2 Professionaliteit en vakmanschap – training, opleiding, kennis- en informatie-uitwisseling

Handhavers wegen de ernst van de bevinding, het gedrag van de normadressaat en de feiten en omstandigheden van de situatie. Handhavers bepalen vervolgens welke interventie in het specifieke geval passend is. Dit vereist professionaliteit en vakmanschap. Handhaving-instanties brengen en houden daarom de voor handhaven vereiste9 kennis en kunde op peil en ondersteunen binnen hun organisaties een cultuur waarin (elkaar aanspreken op) kennis en informatie uitwisselen, samenwerken en handhavers die zich blijven ontwikkelen vanzelfsprekend zijn.

Ook uitwisseling van kennis en leerervaringen tussen handhavinginstanties is van groot belang. De landelijke handhavingstrategie op papier is immers het begin, maar waar het vervolgens om gaat is dat alle instanties de papieren strategie op soortgelijke wijze blijven toepassen en daarover met elkaar in contact blijven en leerervaringen en beste praktijken uitwisselen. Anders zullen praktijken ongewild toch weer uit elkaar gaan lopen.

Landelijk overleg over de implementatie en uitvoering van de landelijke handhavingstrategie gebeurt tijdens de implementatieperiode voor wat het omgevingrecht betreft in het Implementatieberaad. Regionaal overleg ter zake vindt plaats in (de voorportalen van) het door de provincie geïnitieerde Bestuurlijk Handhavingsoverleg (BHO) van de bevoegde overheden en het Functioneel Parket van het OM.

2.3 Betrouwbaarheid – beginselplicht tot handhaven en verantwoording afleggen

Handhavinginstanties hebben een beginselplicht tot handhaven10. Handhavend optreden is zowel eerlijk tegenover normadressaten uit het oogpunt van een gelijk speelveld, als tegenover de maatschappij die ervan uit mag gaan dat handhavers zodanig optreden dat haar rechtsgevoel wordt gerespecteerd en de leefomgeving veilig, schoon en gezond blijft.

In het VTH-stelsel is de primaire verantwoordingsrelatie die van het bevoegd gezag aan het eigen democratisch controlerend orgaan (bijvoorbeeld Gemeenteraad en Provinciale Staten in het geval van gemeenten respectievelijk provincies). De toepassing van de landelijke handhavingstrategie is onderdeel van deze verantwoordingsrelatie.

2.4 Eenvoud – een passende interventie bij iedere bevinding en hoe daar toe te komen

Met de landelijke handhavingstrategie wordt ingezet op een passende interventie bij iedere bevinding. Handhavers hanteren de landelijke handhavingstrategie bij iedere bevinding en maken daarbij gebruik van de in de strategie opgenomen instrumenten. Omwille van rechtsgelijkheid waarborgt dit passend interveniëren en eenduidig optreden, dat wil zeggen: het in vergelijkbare zaken maken van vergelijkbare keuzes en het op vergelijkbare wijze kiezen en toepassen van interventies, landsbreed.

Een passende interventie wil zeggen dat de interventie, gegeven de verzamelde feiten en de beoordeling van de aard en/of omstandigheden van de bevinding en de normadressaat, zo effectief en efficiënt mogelijk leidt tot spoedig herstel van de situatie voor de bevinding, naleving waarborgt, herhaling voorkomt en/of straft daar waar dit passend is of noodzakelijk om de normadressaat tot naleven te bewegen, dan wel de norm te bevestigen.

Dit betekent dat twee keuzen noodzakelijk zijn:

  • 1.

    Hoe wordt er opgetreden: alleen bestuursrechtelijk, bestuurs- én strafrechtelijk, of alleen strafrechtelijk?

  • 2.

    Welke interventie(s) wordt (worden) ingezet?

Ad. 1

Hoe wordt opgetreden is vastgelegd in hoofdstuk 3 van deze landelijke handhavingstrategie. Bestuursrechtelijk optreden is vooral gericht op het herstellen van de situatie, dat wil zeggen op het in overeenstemming brengen met de wet- en regelgeving, opdat vastgesteld beleid wordt geëffectueerd. Strafrechtelijk optreden is vooral gericht op het straffen van de overtreder en het wegnemen van diens wederrechtelijk genoten (concurrentie)voordeel. Bestuurs- en strafrechtelijk optreden dienen daarnaast allebei tot ontmoediging, ofwel tot individuele en algemene preventie. Omdat deze aspecten vaak tegelijk aan de orde zijn, is een weloverwogen inzet van het bestuursrecht en/of het strafrecht conform de landelijke handhavingstrategie noodzakelijk.

Ad. 2

De keuze van de in te zetten bestuursrechtelijke interventie(s) vindt plaats aan de hand van de in hoofdstuk 3 van de landelijke handhavingstrategie opgenomen interventieladder en interventiematrix, waarbij het spoedig herstellen van de situatie voor de bevinding de eerste prioriteit is.

2.5 Gezamenlijkheid – overleg, afstemming en planmatig en informatiegestuurd gezamenlijk optreden

Toezicht houden gebeurt op basis van door bevoegde overheden bestuurlijk vastgestelde handhavingprogramma’s, inclusief financiering en menskracht, die zijn afgestemd met alle bij het omgevingsrecht betrokken instanties. Afgestemde handhavingprogramma’s en de landelijke handhavingstrategie borgen in combinatie dat de overheden planmatig gezamen¬lijk optreden, bij het toezicht en bij bevindingen die tijdens dat toezicht zijn gedaan11. Informatie is voor goede risicoanalyses en daarop gebaseerde handhavingprogramma’s onontbeerlijk.

3. Realisatie landelijke handhavingstrategie – stappenplan

Dit hoofdstuk geeft een stappenplan voor het toepassen van de in hoofdstuk 2 opgenomen visie. Startpunt van het stappenplan is een tijdens het toezicht gedane bevinding.

3.1Stap 1 – Positionering bevinding in de interventiematrix

Uitvoeringsprogramma VTH 2023-2024 | Lokale wet (3)

GEDRAG VAN DE OVERTREDER

Legenda

Uitvoeringsprogramma VTH 2023-2024 | Lokale wet (4)

Figuur 2: De interventiematrix

De handhaver bepaalt ten eerste in welk segment van de in figuur 2 opgenomen interventiematrix hij de bevinding positioneert12 door: (1) het beoordelen van de gevolgen van de bevinding voor milieu, natuur, water, veiligheid, gezondheid en/of maatschappelijke relevantie en (2) het typeren van de normadressaat.

Ad. 1

De gevolgen van bevindingen beoordeelt de handhaver als:

  • 1.

    vrijwel nihil; of

  • 2.

    beperkt; of

  • 3.

    van belang – er is sprake van aanmerkelijk risico dat de bevinding maatschappelijke onrust geeft en/of milieuschade, natuurschade, waterverontreiniging en/of doden, zieken of gewonden (mens, plant én dier) tot gevolg heeft; of

  • 4.

    aanzienlijk, dreigend en/of onomkeerbaar – onder andere het geval als de overtreding maatschappelijke onrust en/of ernstige milieuschade, ernstige natuurschade, ernstige waterverontreiniging en/of doden, zieken of gewonden (mens, plant én dier) tot gevolg heeft.

Ad. 2

De handhaver typeert de normadressaat als:

  • A.

    goedwillend, proactief en geneigd om de regels te volgen, de bevinding is het gevolg van onbedoeld handelen; of

  • B.

    onverschillig/reactief, neemt het niet zo nauw met het algemeen belang, heeft een onverschillige houding, de bevinding en de gevolgen van zijn handelen laten hem koud; of

  • C.

    is opportunistisch en calculerend, er is sprake van het bewust belemmeren van controlerenden, er is sprake van mogelijkheidsbewustzijn, maar de gevolgen van het handelen worden op de koop toe genomen, bewust risico nemend; of

  • D.

    bewust en structureel de regels overtredend en/of crimineel of deel uitmakend van een criminele organisatie, houdt zich bezig met fraude, oplichting of witwassen.

Bij de typering van de normadressaat kijkt de handhaver dus verder dan de bevinding op zich en neemt hij diens gedrag en toezicht- en handhavinghistorie mee in beschouwing. Als de handhaver niet in staat is om de normadressaat te typeren, dan is typering B (onverschillig/reactief) het vertrekpunt.

De handhaver bepaalt tot slot of er sprake is van verzachtende of verzwarende argumenten. Bij verzachtende argumenten wordt de in de interventiematrix gepositioneerde bevinding één segment naar links en vervolgens één segment naar onder verplaatst. Bij verzwarende argumenten, waaronder recidive, is de verplaatsing één segment naar rechts en vervolgens één segment naar boven. Als er meer verzachtende of verzwarende argumenten zijn, levert dit toch maar één verplaatsing op.

Als legalisatie van de bevinding mogelijk is, is dat de aangewezen weg gelet op de hieruit voortvloeiende rechtszekerheid voor alle betrokkenen. Dit laat het toepassen van de landelijke handhavingstrategie en de interventiematrix onverlet, omdat er maatregelen nodig kunnen zijn om de overtreding te beëindigen en de gevolgen te beperken of weg te nemen. Bij het toepassen van de interventiematrix is de mogelijkheid van legalisatie een verzachtende omstandigheid.

Er kunnen tot slot omstandigheden zijn om bij een bevinding van handhaven af te zien op basis van een vastgestelde gedoogstrategie. Onder gedogen wordt verstaan het expliciete besluit van een bestuursorgaan om tegen een bepaalde overtreding niet handhavend op te treden. De nota ‘Gedogen in Nederland’13 bevat het landelijke kader voor gedogen: een gedoogsituatie is van tijdelijke aard doordat het handelen binnen afziebare tijd ophoudt dan wel doordat waarschijnlijk een vergunning zal worden verleend. Ingeval tot gedogen wordt besloten dient het landelijke kader voor gedogen onverkort te worden gevolgd. Gedogen laat eventuele strafvervolging door het OM overigens onverlet.

3.2 Stap 2 – Bepalen verzwarende aspecten

De handhaver bepaalt of er verzwarende aspecten zijn die moeten worden betrokken bij de afweging om het bestuurs- en/of strafrecht toe te passen. Hoe meer verzwarende aspecten, des te groter de reden om naast bestuursrechtelijk ook strafrechtelijk te handhaven. Vooral voor bevindingen die na stap 1 in de middensegmenten van de interventiematrix zijn gepositioneerd (A4, B3, B4, C2 en D2), kunnen de verzwarende aspecten reden zijn om naast bestuursrechtelijk ook strafrechtelijk op te treden. De volgende verzwarende aspecten worden afgewogen:

  • 1.

    Verkregen financieel voordeel (winst of besparing). De normadressaat heeft door zijn handelen financieel voordeel behaald of financieel voordeel halen was het doel.

  • 2.

    Status verdachte / voorbeeldfunctie. De normadressaat is: een regionaal of landelijk maatschappelijk aansprekende of bekende (rechts)persoon, een overheid, een toonaangevend brancheonderdeel, een certificerende instelling, een persoon die een openbaar ambt bekleedt, de eigen organisatie.

  • 3.

    Financiële sanctie heeft vermoedelijk geen effect. Een bestuurlijke boete kan waarschijnlijk niet geïnd worden of is waarschijnlijk door de normadressaat als (bedrijfs)kosten ingecalculeerd.

  • 4.

    Combinatie met andere relevante delicten. Andere handelingen zijn gepleegd ter verhulling van de feiten, zoals valsheid in geschrift, corruptie of witwassen.

  • 5.

    Medewerking van deskundige derden. De normadressaat is bij zijn handelen ondersteund door deskundige derden, zoals vergunningverlenende of certificerende instellingen, keuringinstanties en brancheorganisaties. De handhaver moet onderbouwen op grond van welke aanwijzingen hij het vermoeden heeft dat de deskundige derde op de hoogte was en/of medewerking heeft verleend aan de geconstateerde bevinding(en).

  • 6.

    Normbevestiging. Bij dit aspect geldt dat het doel van de handhaving ligt in het onder de aandacht brengen van het belang van een bepaalde norm bij de branche of bij het bredere publiek. Strafrechtelijke handhaving vindt mede plaats in het kader van normhandhaving of normbevestiging met het oog op grotere achterliggende te beschermen rechtsbelangen. Hierbij speelt de openbaarheid van het strafproces een grote rol. Als in het openbaar, door middel van een onderzoek ter terechtzitting of de publicatie van een persbericht bij een transactie of strafbeschikking, verantwoording wordt afgelegd van gepleegde strafbare feiten krijgt de normhandhaving of normbevestiging het juiste effect.

  • 7.

    Waarheidsvinding. Soms kan strafrechtelijk optreden met toepassing van opsporingsbevoegdheden met het oog op de strafrechtelijke waarheidsvinding en afdoening aangewezen zijn. Bijvoorbeeld als een controle of inspectie aanwijzingen aan het licht brengt dat er meer aan de hand is, maar de bestuursrechtelijke instrumenten ontoereikend zijn om de waarheid aan het licht te brengen.

3.3 Stap 3 – Bepalen of overleg van het bestuur met politie en OM, dan wel van politie en OM met het bestuur, over de toepassing van het bestuurs- en/of strafrecht geïndiceerd is

De handhaver bepaalt of overleg over de toepassing van het bestuurs- en/of strafrecht geïndiceerd is op basis van de beoordeling van de bevinding met de interventiematrix (stap 1) en de afweging van verzwarende aspecten (stap 2). Dit overleg beoogt een weloverwogen inzet van het bestuursrecht, het bestuurs- én strafrecht of alleen het strafrecht. Dit overleg is derhalve tweerichtingsverkeer: bestuursrechtelijke handhavers zoeken indien noodzakelijk het overleg op met politie en OM en omgekeerd.

Overleg over de toepassing van het bestuurs- en/of strafrecht is altijd noodzakelijk als de handhaver de bevinding na stap 1 heeft gepositioneerd in de middensegmenten (A4, B3, B4, C2, D2 en D1) of zware segmenten (C3, C4, D3 en D4) van de interventiematrix. Overleg kan ook zinvol zijn bij bevindingen die de handhaver weliswaar heeft gepositioneerd in de lichte segmenten van de interventiematrix (A1, A2, A3, B1, B2 en C1), maar waarbij er op grond van stap 2 sprake is van één of meer verzwarende aspecten.

In situaties waarin een handhavinginstantie een BSBm oplegt is overleg met het OM niet geïndiceerd en is strafrechtelijk optreden door het OM niet aan de orde.

Als de handhaver concludeert dat overleg over de toepassing van het bestuurs- en/of strafrecht geïndiceerd is, wordt gehandeld op basis van vooraf tussen bestuursrechtelijke handhavinginstanties, politie en OM gemaakte algemene afspraken over hun samenspel. Alleen zo kan accuraat en effectief optreden in voorkomende gevallen worden gewaarborgd, in het bijzonder als er sprake is van spoed en heterdaad. Situaties waarin de vooraf gemaakte algemene afspraken niet voorzien, zullen apart door handhavinginstantie, politie en OM worden beoordeeld, in een regulier overleg of door middel van ad hoc overleg als snelheid vereist is. Uit het overleg volgt hoe de betreffende bevinding wordt opgepakt: alleen bestuursrechtelijk, bestuurs- én strafrechtelijk of alleen strafrechtelijk. Het laatste veelal startend met een opsporingsonderzoek onder leiding van de Officier van Justitie.

Tenslotte is, afgezien van de interventiematrix, aangifte bij het OM standaard als toezicht-houders de volgende ernstige bevindingen doen:

  • Situaties waarin bewust het toezicht onmogelijk wordt gemaakt, zoals het weigeren van toegang, intimidatie, geweldsdreiging, fraude, vernietiging van bewijs en poging tot omkoping.

  • Situaties waarin de toezichthouder constateert dat er opzettelijk mensen in gevaar worden gebracht, door onder andere: sabotage, vernieling of het bewust verstrekken van verkeerde informatie.

3.4 Stap 4 – Optreden met de interventiematrix

De landelijke handhavingstrategie gaat uit van het in principe zo licht mogelijk starten met interveniëren gericht op herstel en het vervolgens snel inzetten van zwaardere interventies als naleving uitblijft. De handhaver gebruikt de interventiematrix van figuur 3 daarbij als volgt:

  • 1.

    De handhaver kijkt naar de interventies in het segment van deze interventiematrix waarin hij de bevinding eerder met behulp van stap 1 (paragraaf 3.1) heeft gepositioneerd.

  • 2.

    De handhaver kiest voor de minst zware (combinatie) van de in het betreffende segment opgenomen interventies, tenzij de handhaver motiveert dat een andere (combinatie van) interventie(s) in de betreffende situatie passender is.

De interventies in de (segmenten van de) matrix lopen van beneden naar boven op in zwaarte. In bijlage 2 staan alle interventies eveneens van licht naar zwaar toegelicht.

Waar in de matrix van figuur 3 ‘PV’ staat betreft het de middelzware en zware segmenten die in stap 3 zijn afgestemd tussen handhavinginstantie en OM. Als in overleg is besloten dat het OM niet optreedt, zijn er in deze situaties de in figuur 3 aangegeven op herstel en/of op bestraffing gerichte bestuursrechtelijke interventies om te overwegen, en ook de BSBm als strafrechtelijke interventie.

Uitvoeringsprogramma VTH 2023-2024 | Lokale wet (5)

GEDRAG VAN DE OVERTREDER

Figuur 3: De interventiematrix voor het bepalen van de eerste interventie(s) – zie ook bijlage 2

De handhaver zet de betreffende (combinatie van) interventie(s) in totdat sprake is van naleving. Als naleving binnen de door de handhaver bepaalde termijn uitblijft, pakt de handhaver direct door, door middel van het inzetten van een zwaardere (combinatie van) interventie(s). In algemene zin geldt voor termijnen het volgende:

  • Gedragsvoorschriften dienen direct in acht genomen te worden. Hiervoor dient geen of hooguit een zeer korte termijn te worden gesteld om de overtreding te beëindigen en/of herhaling ervan te voorkomen.

  • In alle andere gevallen – waaronder ook plannen of voorzieningen waarvoor investeringen vereist zijn – geldt: hoe urgenter de situatie des te korter de termijn. Daarbij rekening houdend met de technische en organisatorische realiseerbaarheid in die termijn.

Het optreden in stap 4, zoals tot nu toe beschreven, heeft betrekking op gedane bevinding(en) die op grond van de interventiematrix worden aangepakt. Uiteraard kunnen handhavinginstanties aanvullend ook hun toezichtstrategie bij het betreffende bedrijf als zodanig aanpassen, in de zin van bijvoorbeeld het verhogen/verlagen van de toezichtfrequentie, het initiëren van de herijking van de vergunningensituatie, et cetera.

3.5 Stap 5 – Vastlegging

De doorlopen stappen en genomen beslissingen worden verifieerbaar en transparant vastgelegd volgens de binnen de handhavinginstantie geldende administratieprocedures en - systemen, zodanig dat hieruit kan worden afgeleid dat is voldaan aan: het motiverings-beginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel, het verbod van willekeur en het verbod van misbruik van bevoegdheid.

Bijlage 1 – Begrippen

Begrip

Toelichting

Beginselplicht tot handhaven

Uitgangspunt dat het bevoegd gezag verplicht is om op te treden bij een geconstateerde overtreding. De term ‘beginselplicht’ impliceert dat er omstandigheden kunnen zijn om van handhaven en/of het opleggen van een sanctie af te zien. Dit is in het recht geregeld via artikel 5:5 Awb (het bestuursorgaan legt geen bestuurlijke sanctie op voor zover voor de overtreding een rechtvaardigingsgrond bestond) en artikelen 39 en verder van het Wetboek van strafrecht (strafuitsluitingsgronden). Uit de recht­spraak volgt voorts dat overwogen kan worden van handhaven af te zien als er concreet zicht op legalisatie bestaat, of wanneer handhavend optreden zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen, dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.

Bestuurlijk

handhavingoverleg

Een overleg onder coördinatie van de provincie waaraan de handhaving-partners deelnemen. Het BHO stelt uitgaande van de landelijke hand-havingprioriteiten de regionale / lokale handhavingprioriteiten vast.

Bestuurlijk

Omgevingsberaad

Centraal bestuurlijk overleg over het stelsel VTH o.l.v de Minister van IenM, gericht op afstemming van de verschillende taken en verantwoor­delijkheden. Aan het Bestuurlijk omgevingsberaad doen in ieder geval mee: de ministers van I&M en V&J, drie vertegenwoordigers van de omgevingsdiensten, vertegenwoordigers van de bevoegde overheden en het OM.

Bestuurlijke boete

Een boete die door een daartoe bevoegde overheidsdienst zonder tussenkomst van het OM of een rechter kan worden opgelegd. Het CJIB verzorgt de inning en incasso van bestuurlijke boetes van diverse overheidsdiensten, waaronder de NVWA, de Inspectie SZW en de Inspectie Leefomgeving en Transport.

Bestuurlijke

strafbeschikking milieu

Een strafrechtelijke boete die bij strafbeschikking wordt opgelegd ter afdoening van relatief eenvoudige overtredingen. De gevallen waarin dit instrument kan worden toegepast zijn opgenomen in het Feitenboekje Bestuurlijke strafbeschikking milieu- en keurfeiten.

Bevinding

Waarneming die ten aanzien van een bepaald onderwerp van onderzoek tijdens een inspectie wordt gedaan. Na beoordeling ervan kunnen bevindingen leiden tot de kwalificatie wel/geen overtreding.

Functioneel Parket

Specialistisch, landelijk opererend onderdeel van het OM, dat zich toelegt op de bestrijding van complexe fraude en milieucriminaliteit.

Fysieke leefomgeving

De fysieke leefomgeving omvat de inrichting van de woonwijk/gemeente inclusief de wegen, parken, industrieterreinen. De kwaliteit van de fysieke leefomgeving wordt deels bepaald door de milieukwaliteit.

Gedoogstrategie

Een bestuurlijk vastgesteld document, waarin is vastgelegd in welke situaties en onder welke condities inzet van sancties tegenover overtreders tijdelijk achterwege kan blijven.

Handhaving

Het door toezicht bewerkstelligen en zo nodig met toepassing van bestuursrechtelijke of strafrechtelijke middelen bereiken dat de regelgeving wordt nageleefd.

Handhavingprogramma

Op onderkende risico’s en vastgestelde prioriteiten gericht handhaving-activiteitenprogramma, inclusief financiering en capaciteit.

Interventie

Actieve handeling om een geconstateerd probleem op te lossen.

Legalisatietoets

Toets om na te gaan of legalisatie van een overtreding mogelijk is.

Motiveringsbeginsel

In de Algemene wet bestuursrecht vastgelegd beginsel dat de overheid haar besluiten goed moet motiveren: de feiten moeten kloppen en de motivering moet logisch en begrijpelijk zijn.

Nalevingstrategie

Bestuurlijk vastgesteld document, waarin is vastgelegd met welke instrumenten naleving wordt gerealiseerd en welke rol handhaving daarbinnen speelt. Een nalevingstrategie bevat in ieder geval een toezichtstrategie, een sanctiestrategie en een gedoogstrategie.

Normadressaat

Natuurlijke of rechtspersoon voor wie een bepaalde norm of voorschrift geldt.

OM

Openbaar Ministerie.

Omgevingsdiensten

Diensten van provincies en gemeenten voor de uitvoering van de VTH-taken. De Omgevingsdiensten werden eerder ook wel aangeduid als Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD’s).

Rechtsgelijkheid

Rechtsbeginsel dat bepaalt dat gelijke gevallen gelijk dienen te worden behandeld en ongelijke verschillend naar de mate van het verschil.

Rechtvaardigingsgrond

Omstandigheid die de wederrechtelijkheid van een handeling bij nader inzien wegneemt. Mogelijke reden om uiteindelijk geen sanctie op te leggen.

Sanctie

Straf of maatregel die wordt toegepast als rechtsregels worden overschreden.

Sanctiestrategie

Bestuurlijk vastgesteld document, waarin de basisaanpak voor het bestuursrechtelijk en strafrechtelijk optreden bij overtredingen is vastgelegd. De sanctiestrategie omvat ten minste:

  • a.

    een op elkaar afgestemd bestuursrechtelijk – strafrechtelijk optreden tegen overtreding van de gestelde milieunormen;

  • b.

    een passende reactie op geconstateerde overtredingen;

  • c.

    een stringentere reactie bij voortduring van de overtreding;

  • d.

    een regeling voor optreden tegen overtredingen door de eigen organisatie en andere overheden;

  • e.

    transparantie over te stellen termijnen voor het opheffen van (standaard)overtredingen en over de zwaarte van sancties daarvoor.

Schulduitsluitingsgrond

Omstandigheid die de verwijtbaarheid van een handeling bij nader inzien wegneemt. Mogelijke reden om uiteindelijk geen sanctie op te leggen.

Strafuitsluitingsgronden

Er zijn twee categorieën strafuitsluitingsgronden: rechtvaardigheids­gronden en schulduitsluitingsgronden. Zie aldaar.

Strategische milieukamer

Overleg tussen het Functioneel Parket van het OM, de inspecteurs-generaal van de ILT, NVWA en de Inspectie SZW, de Nationale Politie, een vertegenwoordiging van de Omgevingsdiensten en het bestuurlijk bevoegd gezag. De SMK stelt de landelijke prioriteiten vast voor de strafrechtelijke handhaving en de afstemming van de strafrechtelijke handhaving op de bestuurlijke handhaving.

Toezicht

Het controleren of en in hoeverre wettelijke bepalingen worden nageleefd.

Toezichtstrategie

Bestuurlijk vastgesteld document, waarin is vastgelegd welke vormen van toezicht worden onderscheiden en wat de basiswerkwijze daarbij is.

VTH kwaliteitscriteria

Kwaliteitscriteria die inzichtelijk maken welke kwaliteit burgers, bedrijven en instellingen, maar ook overheden onderling en opdrachtgevers mogen verwachten bij de uitvoering of de invulling van taken op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH taken).

Zorgvuldigheidsbeginsel

In de Algemene wet bestuursrecht vastgelegd rechtsbeginsel, dat de overheid een besluit zorgvuldig moet voorbereiden en nemen: correcte handeling van de burger, zorgvuldig onderzoek naar de feiten en belangen, procedure goed volgen en deugdelijke besluitvorming.

Bijlage 2 – Toelichting interventies van licht naar zwaar

Bestuursrecht herstellend

Aanspreken/informeren

Aanspreken/informeren is een informele interventie (geen wettelijke basis) naar aanleiding van een inspectie die ertoe moet leiden dat de normadressaat naleeft of in staat is na te leven. Aanspreken/informeren gebeurt mondeling, door het verstrekken van schriftelijke informatie of door verwijzing naar websites. Aanspreken/informeren is vooral aan de orde bij goedwillende normadressaten die onbedoeld niet naleven en die gemotiveerd zijn de niet naleving zo snel mogelijk zelf op te lossen.

Waarschuwen – brief met hersteltermijn

Waarschuwen betekent dat de normadressaat naar aanleiding van een inspectie een waarschuwingsbrief ontvangt. Daarin is opgenomen welke maatregelen of voorzieningen getroffen moeten worden om na te leven en binnen welke (redelijke) termijn. In de brief staat ook dat de handhavinginstantie verdergaande bestuursrechtelijke interventies zal nemen (LOB, LOD), als blijkt dat de in de waarschuwingsbrief opgenomen maatregelen of voorzieningen niet zijn getroffen na het verstrijken van de termijn.

Bestuurlijk gesprek

Een bestuurlijk gesprek met (de leiding van) de normadressaat in kwestie is een aanvullende escalerende interventie op waarschuwen.

Verscherpt toezicht

Verscherpt toezicht als interventie betreft het naar aanleiding van een inspectie meer of intensiever toezicht houden op de normadressaat. Een bestuurlijk gesprek zal hier vaak aan vooraf gaan. Verscherpt toezicht moet worden aangekondigd, als ook onder welke voorwaarden het verscherpt toezicht weer zal worden opgeheven.

Last onder dwangsom – LOD

Een last onder dwangsom is een op herstel gerichte interventie voor het ongedaan maken van overtredingen en/of het voorkomen van verdere/herhaalde overtreding. De normadressaat krijgt een verplichting (een last) opgelegd om binnen een gegeven termijn de overtreding te beëindigen door iets te doen of na te laten op straffe van het verbeuren van een dwangsom wanneer de last niet tijdig wordt uitgevoerd. De op te leggen dwangsom moet voldoende hoog zijn om de overtreding te beëindigen. Een last onder dwangsom kan alleen worden opgelegd als hiervoor een wettelijke bevoegdheid bestaat.

Het opleggen van een last onder dwangsom gebeurt volgens zorgvuldig te volgen stappen. In het algemeen worden de volgende stappen doorlopen:

  • 1.

    Bestuurlijke waarschuwing, dat wil zeggen: het bekend maken van het voornemen om een last onder dwangsom op te leggen met een hersteltermijn plus de termijn om zienswijzen bekend te maken. - Indien niet tijdig hersteld:

  • 2.

    Sanctiebeschikking, dat wil zeggen: het opleggen van een last onder dwangsom met een hersteltermijn. - Indien niet tijdig hersteld:

  • 3.

    Verbeuren en innen dwangsom.

Last onder bestuursdwang – LOB

Een last onder bestuursdwang is een op herstel gerichte interventie voor het ongedaan maken van een overtreding waarbij de handhavinginstantie, wanneer de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd, op kosten van de overtreder, een overtreding beëindigt door zelf daadwerkelijk in te (laten) grijpen. Een last onder bestuursdwang kan alleen worden toegepast als hiervoor een wettelijke bevoegdheid bestaat.

Voor de last onder bestuursdwang gelden dezelfde zorgvuldig te doorlopen stappen als voor de last onder dwangsom. Ook hier kan, bijvoorbeeld in spoedeisende situaties, van deze stappen worden afgeweken:

  • 1.

    Bestuurlijke waarschuwing, dat wil zeggen: het bekend maken van het voornemen om een last onder bestuursdwang op te leggen met een hersteltermijn plus de termijn om zienswijzen bekend te maken. - Indien niet tijdig hersteld:

  • 2.

    Sanctiebeschikking, dat wil zeggen: het opleggen van een last onder bestuursdwang met een hersteltermijn. - Indien niet tijdig hersteld:

  • 3.

    Uitvoeren bestuursdwang.

In spoedeisende situaties en bij ernstige overtredingen is de last onder bestuursdwang de meest geschikte bestuursrechtelijke interventie. De handhavinginstantie kan verzoeken om onmiddellijke beëindiging van de overtreding. Als blijkt dat de normadressaat niet bereid is aan dit verzoek te voldoen, kan de handhavinginstantie zelf en in spoedeisende gevallen zonder voorafgaande last feitelijk optreden. Wel moet de handhavinginstantie zo spoedig mogelijk nadien alsnog een formele sanctiebeschikking uitvaardigen.

Tijdelijk stilleggen

Tijdelijk stilleggen betekent dat activiteiten of voertuigen als gevolg van de overtreding tijdelijk worden stilgelegd, tot de overtreding is hersteld en van naleving sprake is. Er kan aanleiding zijn om bij tijdelijk stilleggen beleid en/of politiek te informeren. Tijdelijk stilleggen kan onder de LOB vallen.

Bestuursrecht bestraffend

Bestuurlijke boete

Een bestuurlijke boete is een bestuurlijke bestraffende sanctie die door een daartoe bevoegde overheidsdienst zonder tussenkomst van het OM of een rechter kan worden opgelegd. Het CJIB verzorgt de inning en incasso van bestuurlijke boetes van diverse overheidsdiensten, waaronder de NVWA, de Inspectie SZW en de Inspectie Leefomgeving en Transport.

Een bestuurlijke boete houdt de onvoorwaardelijke verplichting in tot betaling van een geldsom en kan naast een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang worden opgelegd. Het opstellen van het boeterapport gebeurt door de toezichthouder/handhaver, maar de kennisgeving, beschikking en inning gebeuren door het boetebureau (o.a. CJIB). De maxima en bandbreedtes van boetebedragen zijn veelal vastgelegd in de wetgeving. Een belangrijk verschil met de BSBm is dat bezwaar en beroep bij het bestuursorgaan dienen te worden aangetekend, terwijl de normadressaat tegen de BSBm in verzet kan komen bij het OM.

Schorsen of intrekken vergunning, certificaat of erkenning

Als de normadressaat houder is van een begunstigend besluit (vergunning of ontheffing), dan kan het geheel of gedeeltelijk intrekken van dat besluit een passende interventie zijn. Deze interventie is met name passend als de normadressaat niet in actie komt naar aanleiding van eerdere correctieve interventies, zoals een last onder dwangsom. Het geheel of gedeeltelijk intrekken van een begunstigend besluit is een vergaande interventie die zorgvuldig moet worden voorbereid.

Exploitatieverbod, sluiting

Voor niet vergunningplichtige normadressaten bestaat de mogelijkheid op basis van de Fraudewet om het bedrijf te sluiten of de exploitatie ervan te verbieden. Ook dit zijn vergaande interventies die zorgvuldig moeten worden voorbereid en waarbij het informeren van beleid en politiek noodzakelijk is.

Strafrecht

Bestuurlijke strafbeschikking milieu – BSBm

De bestuurlijke strafbeschikking milieu is een op het strafrecht (artikel 257ba Wetboek van Strafvordering) gebaseerde interventie die daartoe bevoegde handhavinginstanties zonder tussenkomst van het OM kunnen opleggen. Voor feiten uit het zogenoemde ‘Feitenboekje Bestuurlijke Strafbeschikking Milieu- en Keurfeiten’ wordt een combibon uitgeschreven (geldboete) die ter afdoening wordt gezonden aan het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB). De BSBm kan los van (óf óf), parallel met (én én) of volgtijdelijk aan (eerst...dan...) op herstel gerichte interventies worden ingezet.

De BSBm is bedoeld voor relatief eenvoudige overtredingen, waarbij er over de schuldvraag geen twijfel bestaat. De ‘Richtlijn bestuurlijke strafbeschikkingbevoegdheid milieu- en keurfeiten’ geeft in paragraaf 2.7 de beleidsvrijheid binnen gestelde grenzen aan en in paragraaf 2.8 de contra-indicaties voor het uitvaardigen van een BSBm. Als geen BSBm kan worden uitgevaardigd is in veel gevallen overleg met het OM noodzakelijk.

Proces-verbaal (PV)

BOA’s die een strafbaar feit vermoeden of constateren, kunnen een PV opmaken. Dit optreden valt onder het strafrechtelijk optreden dat in deze landelijke handhavingstrategie is geregeld. Een PV is de basis voor het verdere optreden van het OM dat kan leiden tot sancties als: een geldboete, een werkstraf, een gevangenisstraf, ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, publicatie van het vonnis, stillegging van de onderneming en verbeurdverklaring.

Uitvoeringsprogramma VTH 2023-2024 | Lokale wet (2024)
Top Articles
Latest Posts
Article information

Author: Edwin Metz

Last Updated:

Views: 5697

Rating: 4.8 / 5 (58 voted)

Reviews: 89% of readers found this page helpful

Author information

Name: Edwin Metz

Birthday: 1997-04-16

Address: 51593 Leanne Light, Kuphalmouth, DE 50012-5183

Phone: +639107620957

Job: Corporate Banking Technician

Hobby: Reading, scrapbook, role-playing games, Fishing, Fishing, Scuba diving, Beekeeping

Introduction: My name is Edwin Metz, I am a fair, energetic, helpful, brave, outstanding, nice, helpful person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.